Vakdidactiek PO
in de B-stroom
MIDDEN
WERKVORMEN
Er bestaan verschillende werkvormen om je les vorm te geven. Binnen de algemene didactiek van een lerarenopleiding leer je deze. Welke werkvorm je kiest, hangt af van het doel en inhoud dat je wil bereiken, namelijk leerlingen tot leren brengen.
Bij de keuze van een werkvorm, moet je je steeds volgende vragen stellen:
-
Wat is de beginsituatie?
-
Welk lesdoel heb ik voor ogen?
-
Welke inhoud moet ik overbrengen?
En dit alles om je einddoel, namelijk leerlingen tot leren te brengen, binnen een praktische opdracht.
Denk ook steeds goed na hoe je je gekozen werkvorm zal ondersteunen met leermiddelen/media.
​
​
Noot: Bij de keuze van een werkvorm wordt er ook rekening gehouden met de didactische beginselen.
​
Een veel voorkomende werkvorm bij PO is een demonstratie. Hieronder vind je een fragment van een demonstratie.
​
Demonstratie
Leerkracht Sylvie
Demonstratie
Leerkracht Sylvie
INHOUD
Zorg er steeds voor dat de leerlingen begrijpen wat de inhoud van de les is. Wees duidelijk in wat je verwacht van hen.
Zorg dat je de kennis, de vaardigheden concreet uitschrijft/uitlegt.
Denk bij je voorbereiding steeds na over welke inhoud je zal gaan gebruiken om je doelen te realiseren.
Vakinhoud
leerkracht Kelly
Vakinhoud
Leerkracht Sylvie
INSTRUCTIE
Duidelijkheid, beknopt en aangepast aan de doelgroep!
Zorg dat je in je uitleg heel duidelijk en concreet blijft. Na je instructie zouden zo goed als al de leerlingen moeten weten wat je van hen verwacht en hoe je wilt dat dat zal verlopen.
Instructie
Leerkracht Kelly
Instructie
Leerkracht Sylvie
Instructie
Leerkracht Maria
BEGELEIDING
Bij het begeleiden van een klasgroep kan je twee kanten uit, of je gaat klassikaal begeleiden of je gaat de leerlingen individueel begeleiden. In het vak PO zal het voornamelijk een overgaan zijn van het één in het ander. Je begeleiding start daar waar je inleiding stopt en je de overgang maakt naar de opdracht zelf. Ook in de uitleg van de opdracht en je demonstratie start je eigenlijk al met je begeleiding. Vanaf dat moment ga je de leerlingen begeleiden in het begrijpen van de opdracht, hoe de samenhang met het beeldbeschouwing zich voordoet. Ook het begeleiden van de verschillende facetten van de opdracht staat hierin centraal.
​
De afwisseling van klassikaal naar individueel begeleiding gebeurt vooral wanneer de leerlingen bezig zijn met hun beeldende verwerking. Als je merkt dat er zich een moeilijkheid voordoet bij meerdere leerlingen kan je best de leerlingen klassikaal aanspreken; zorg hierbij altijd dat je de volledige aandacht van de klas hebt. Je kan dan gebruik maken van een demonstratie op het bord, teruggaan in je presentatie om hen attent te maken op wat er tijdens de beeldbeschouwing vermeld is wat hen kan voorthelpen om zelfstandig terug met hun werkstuk aan de slag te laten gaan.
Ook een tussentijds evaluatiemoment kan je zien als klassikale en individuele begeleiding.
​
Belangrijk om te weten is dat de individuele begeleiding bij PO op verschillende niveaus plaats vindt, namelijk op het woordelijk en beeldende voordoen.
Zo kan je mondeling feedback geven om het leerproces bij te sturen, maar vaak zijn leerlingen eerder gebaat bij een beeldend of visueel ondersteunen van deze mondelinge feedback. Om de autonomie en de creativiteit bij de leerling zelf te laten liggen, is het essentieel dat je als leraar de pen niet overneemt van de leerling. Voorzie zelf een schetspapier waarbij je beeldende ondersteuning kan duidelijk maken. Zo zorg je ervoor dat naast de autonomie die je aan de leerling geeft, ook het werkstuk een individueel gegeven van de leerling zelf blijft.
​
Klassikale begeleiding:
Leerkracht Sylvie
Individuele begeleiding:
Leerkracht Sylvie
Van individuele naar klassikale begeleiding:
Leerkracht Kelly
Stap nooit onvoorbereid je les binnen. Zorg voor structuur die duidelijk is voor élke leerling.
Maak opdrachtenblaadjes, zorg steeds voor voldoende kopieën. Zorg er ook voor dat deze duidelijk zijn voor iedereen met steeds dezelfde structurele opbouw.
Probeer ervoor te zorgen dat je materiaal al klaarstaat bij de aanvang van je les. Als je van een ander leslokaal moet komen, is het belangrijk dat je voor jezelf al weet hoe je dit gaat aanpakken door bepaalde leerlingen het materiaal te laten klaarleggen.
Denk er ook over na hoe je de tafels plaatst voor je leerlingen. Er zijn veel variaties in klasschikking mogelijk, maar het meest gebruik zijn volgende schikkingen: in rijen (klassieke opstelling), rechthoek of U-vorm, eilandjes en kring. Dit kan verschillen van opdracht tot opdracht, maar zeker ook van klas tot klas. Met de ene klas kan je soms gemakkelijker iets ‘uitproberen’ dan met de andere. Bij een PO-les zal je vooral de U-vorm en de eilanden zien terugkomen.
Bijkomend dien je ook na te denken over je eigen beweegruimte zodat zowel klassikale als individuele ondersteuning optimaal mogelijk blijft.
Specifiek voor een demonstratieles moet je aandacht besteden aan een afzonderlijke tafel waar je je demonstratie kan geven. Rondom de demonstratietafel moet er voldoende plaats voorzien worden zodat alle leerlingen de demonstratie goed zien. Als er plaatsgebrek is, kan de leerkracht (als dit mogelijk is) ook plaatsnemen op een stoel zodat er ook leerlingen achter de leerkracht kunnen staan om beter te zien. De leerkracht houdt tijdens de demonstratie de touwtjes in handen. Dit betekent dat de leerkracht de proef uitvoert. De leerkracht kan de leerlingen betrekken bij de demonstratie door ze materialen te laten aangeven of te laten verwoorden hoe iets weer uitgevoerd moet worden. Ze kan er ook voor opteren om aan het einde een leerling een bepaalde techniek te laten voordoen om na te gaan of de toelichting helder was.
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
---|